Het Reestdal deel 2
Zondag 08 Februari 2015 om 13:39Nu de sneeuw is weggesmolten wordt het tijd om jullie weer mee te nemen naar het groene Reestdal. Zoals ik hier al schreef parkeerde ik mijn auto nabij de Beugelenbrug. In die serie nam ik jullie mee over de Overijsselse oever van de Reest, nu steken we de brug over en gaan we verder wandelen in Drenthe.

De Reest, ook wel de 'Grootvorstin van Drenthe's stromen' genoemd, is de 35 kilometer lange grensrivier tussen Drenthe en Overijssel. Traag stromend en slingerend voert de Reest haar water van Drogteropslagen bij Dedemsvaart naar Meppel. Het Reestdal heeft een geheel eigen karakter en is niet echt te vergelijken met de andere beekdalen in Drenthe. In feite rijgt de Reest landgoederen, heideterreinen, bossen, beekdalgraslanden en sfeervolle boerderijen, als parels aan een ketting, aaneen. De zuidzijde van het beekdal wordt beheerd door 'Het Overijssels Landschap'.

Het Reestgebied kende tot aan de Middeleeuwen nauwelijks bewoning. Het was toen een uitgestrekt, vrijwel ontoegankelijk veengebied met hier en daar moerasbossen. Archeologische vondsten uit de prehistorie of de Romeinse tijd ontbreken in dit deel van Drenthe dan ook geheel. Pas in de loop van de Middeleeuwen ontgonnen individuele boeren en monniken van het klooster van Dickninge stukken grond tot akker of hooiland. In dit uitgestrekte moerasgebied werden de boerderijen vooral gesticht op de drogere zandkoppen, ook wel horsten genoemd. Oude hoevenamen als De Schiphorst, De Lindenhorst, De Havixhorst en De Hoge Linthorst getuigen hier nog van. Met name langs de middenloop van de Reest ontstond op deze manier een landschap met verspreid liggende boerderijen, het zogenaamde hoevenlandschap. Het Drentse esdorpenlandschap, dat grote delen van Drenthe typeert, ontbreekt hier zelfs geheel. Vanaf de 60-er jaren zijn delen van het Reestdal verworven door de Het Drentse en Het Overijssels Landschap.

Bij de bouw van het klooster in de veertiende eeuw werd de Reest als een singelgracht rond het complex geleid. Vaak wordt de gracht de Lekke genoemd.

Een stuw in de Reest moest ervoor zorgen dat er altijd water in de Lekke stond. Bij de stuw lag een profijtelijke aalstal: een plek waar paling gevangen werd.

De stroming nog een keer met lange sluitertijd.

Het Reestdal is van nationaal belang als groeiplaats voor zeldzame moerasplanten, zoals Grote pimpernel, Noordse zegge, Stijf struisriet, en Draadrus. Orchideeën komen in het Reestdal niet voor, maar het zeldzame Moeraskartelblad wordt wel de "orchidee" van het Reestdal genoemd. Op de oude muren rond De Havixhorst groeit de zeldzame Muurvaren. In de tuinen van het landgoed Dickninge trekt de overdadig bloeiende Holwortel in het vroege voorjaar veel belangstellenden.

Dit afwisselende landschap vraagt om een gevarieerde beheersaanpak. Een belangrijk deel van het beheerswerk borduurt in feite voort op de ouderwetse boerenbedrijvigheid. De werkzaamheden bestaan onder meer uit het hooien van de natte madelanden langs de beek, het begrazen met schapen en runderen van de hoger gelegen heidegronden en het verbouwen van graan op de kleine kampen op de zandkoppen in het beekdal. Kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen zijn vanzelfsprekend taboe, omdat de natuurwaarden op de eerste plaats staan. 'Het Drentse Landschap' besteedt ook veel aandacht aan het beheer van de gebouwen, om hiermee de cultuurhistorische waarden van het Reestdal in stand te houden.

Oorspronkelijk was het huis Dickninge een Benedictijner klooster. In 1325 verhuisden de monniken en nonnen vanuit het drukke Ruinen naar deze eenzame plek aan de oever van de Reest. Toen het klooster - net als alle andere katholieke eigendommen in Drenthe - in 1602 eigendom werd van de Landschap Drenthe, verkeerde het complex in een buitengewoon slechte staat. Een blikseminslag gaf het gebouw later het laatste zetje. Ook het kloostergebouw, waar een rentmeester namens de Landschap Drenthe zijn intrek in genomen had, moest het lange tijd zonder onderhoud stellen. In 1796 werd Reint Hendrik de Vos van Steenwijk eigenaar van het kloostercomplex en het landgoed. Hij liet het oude Rentmeestershuis afbreken. Op die plek verscheen in 1813 het huidige gebouw dat naar de mode van die tijd in neoclassicistsche stijl opgetrokken werd. Het huis wordt nog steeds particulier bewoond. De familie Roëll, die eigenaar van het landgoed Dickninge is, besteedt veel zorg aan het behoud van dit kwetsbare gebied.
Ik heb het huis uitgebreid van twee kanten bekeken en ik kwam tot de conclusie dat het echt scheef stond, dat is op de foto ook te zien. Naderhand moest ik de neiging onderdrukken om het huis recht te zetten.

Het uitgestrekte dal van de Reest biedt leefruimte aan de meest uiteenlopende soorten dieren. Het Reestdal is één van de schaarse plekken in Nederland waar Dassen nog een redelijk onbezorgd leventje kunnen leiden. De vele bosjes en houtwallen in het beekdal bieden dit dier puike woonplekken. De vochtige graslanden leveren veel Regenwormen, wat voor deze nachtelijke scharrelaar een belangrijk voedsel is. Behalve wormen zitten er ook veel zeldzame Moeras- en Zompsprinkhanen in de natte graslanden.

Na bovenstaande wandeling was ik weer aangekomen bij de Beugelenbrug. Vanaf die plaats reed ik naar De Havixhorst.
In 1371 bezat Reijnolt van den Clooster bij de Reest een aanzienlijk erf op de ‘Havehorst’. Juist in deze periode in de middeleeuwen werden veel rivierduintjes in het Reestdal vanuit Drenthe gekoloniseerd. De in Drenthe invloedrijke Van den Cloosters hadden de hand weten te leggen op een prima plek in de vruchtbare
benedenloop van de Reest. In 1658 kwam het landgoed in eigendom van het geslacht De Vos van Steenwijk. De familie had haar machtsbasis in het land van Vollenhove opgebouwd. In 1753 liet Jan Arent Godert de Vos van Steenwijk het vervallen oude gebouw afbreken. Er verrees een in die dagen zeer modieus landhuis in de Lodewijk XV-stijl. De familie De Vos van Steenwijk bleef tot 1956 op De Havixhorst wonen. Sinds 1981 is Het Drentse Landschap eigenaar van het landgoed. In de havezate is een gerenommeerd hotel-restaurant gevestigd.

Aanvankelijk waren de pacht van de boerderijen plus de opbrengst van de eigen agrarische productie de belangrijkste bronnen van inkomsten. Sinds de achttiende eeuw echter draaide het op De Havixhorst vooral om de houtteelt. Een brede laan liep dwars over het landgoed naar de Hoogeveensche Vaart. Daar werd het hout in de schepen geladen die hun vracht richting Meppel vervoerden. Aan het begin van de negentiende eeuw stond er op het landgoed ruim 42 hectare productiebos, een voor Drentse begrippen in die tijd een onwaarschijnlijk groot oppervlak. De huidige structuur van het landgoed wordt nog steeds voor een belangrijk deel bepaald door die houtteelt van weleer.

Nadat ik enkele foto's van het vooraanzicht van de Havixhorst had gemaakt reed ik naar de parkeerplaats aan de achterkant. Vandaar wandelde ik naar het ooievaarsbuitenstation "De Lokkerij".
Vanuit het ooievaarsbuitenstation De Lokkerij bij De Wijk vindt herintroductie van Ooievaars plaats. In het Reestdal bevindt zich tevens de laatste voortplantingsplaats van Boomkikkers in Drenthe. Het Reestdal is dan ook het enige gebied in Nederland waar zeldzame Boomkikkers nog "ouderwets" belaagd kunnen worden door eveneens zeldzame Ooievaars. Kerkuilen jagen daarentegen liever op muizen. In veel van de monumentale boerderijen in dit gebied brengen deze nachtelijke jagers hun jongen groot. De volgende keer neem ik jullie mee naar De Lokkerij en de ooievaars.

Bron: klik hier